Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [27]En achter de deur en posten zet gij [28]uw gedenkteken; want van Mij [29][wijkende] ontdekt gij u, en [30]klimt op; [31]gij maakt uw leger wijd, [32]en maakt u [een verbond met enigen] uit dezelve, gij hebt [33]hun leger lief [34][in] elke [35]plaats, [die] gij ziet. 27. Eenigen menen deze woorden aldus: Gij zet uwe gedenktekenen achter de deur; dat is overal, in al de hoeken uwer huizen zet gij een afgodisch beeld, zijnde een teken uwer gruwelijke geestelijke afgoderij. Anderen verstaan hier door de gedenktekenen, of gedachtenis, de wet van God, die niet achter de deur behoorde gesteld te worden, maar God beveelt dat men ze voor aan de deuren, of op de posten der deuren zou schrijven; Deut.6:9, en Deut.11:20. 28. Hebreeuws, uwe gedachtenis. 29. De zin is: mij, uw wettelijken man verlatende, ontdekt gij u als een ontuchtige vrouw voor anderen. Hij blijft nog steeds in dezelfde beeldspraak van de geestelijke hoererij, te weten afgoderij. 30. Te weten op een hogen berg, gelijk vs.7; anders, gij klimt er op, te weten op uw bed, gelijk vs.3; versta het bed der geestelijke hoererij. 31. Dat is, gij bedrijft hoererij met vele afgoden. 32. Te weten bijzonderlijk met enige van de heidense afgoden, hoewel gij ze allen liefhebt. Anders: en maakt [een verbond] meer dan zij, te weten de heidenen, van wie gij dit geleerd hebt. Anders: houwt u [bomen] af meer dan genen; gij houwt u [bomen] af, te weten om plaats te maken in de bossen, waar gij de beelden en altaren der afgoden moogt zetten; of om afgoden daarvan te maken; vergelijk boven hfdst.44 vs.14. 33. Te weten der afgoden, dat is, gij begaat met lust afgoderij. 34. Anders: aan de plaats, die gij u uitgezien hebt. 35. Hebreeuws, hand; gelijk hfdst.56 vs.5.